- afspelen
- {{afspelen}}{{/term}}I 〈wederkerend werkwoord; zich afspelen〉1 [plaatsvinden] se produire⇒ se passer♦voorbeelden:1 die gebeurtenissen speelden zich gisteren af • ces événements se sont produits hierwat zich achter de schermen afspeelt • l'envers du décorII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [afdraaien] (faire ) passer2 [uitspelen] jouer in extenso3 [te veel (be)spelen] user (à force de jouer)♦voorbeelden:3 een afgespeelde piano • un piano usé
Deens-Russisch woordenboek. 2015.